De kunst van het verwarmen in de achttiende eeuw

Het zijn de koudste dagen van het jaar en voor de meeste van ons is het verwarmen van woningen een simpele zaak. Maar dat was vroeger wel anders. Verwarmen was een zware klus, want elke ruimte had zijn eigen warmtebron. In het Merghelynck Museum zie je dit goed: het telt maar liefst dertien open haarden.

Elke haard is uniek, maar er zijn ook gemeenschappelijke kenmerken. Zo zijn ze bijna allemaal uitgewerkt in typisch Belgisch marmer. In de toenmalige Oostenrijkse Nederlanden, waartoe onze gewesten in de achttiende eeuw behoorden, was marmer een belangrijk en chique exportproduct. Even typisch ‘Belgisch’ zijn de ‘Boomse klompjes’, ingemetseld in het binnenwerk van meerdere schouwen. Je ziet ze zowel op de rugwand als op het stookplateau. Deze blauwgrijs-zwarte schouwklompjes zijn genoemd naar baksteengemeente Boom. Ze werden hard gebakken en zijn dus vuurvast. Andere haarden zijn helemaal of deels bekleed met haardplaten in gietijzer die versierd zijn met motieven en taferelen.

De houtblokken rusten niet zomaar op het stookplateau, maar op zogenaamde haardbokken. Op die wijze wakkerde het vuur makkelijker aan. Ook de haardbokken zijn meestal in gietijzer en werden volgens de mode van de tijd kunstig uitgewerkt.

Een detail van een haardplaat in het Merghelynck Museum.

Bij de haard hoorde een doofpot om de gloeiende houtskool ’s nachts veilig te bergen. Met wat geluk gloeiden de kooltjes in de vroege ochtend nog en kon het vuur opnieuw worden aangestoken.


Een topstuk van het Merghelynck Museum: een rococo haard in (Belgisch) Rochefortmarmer. Het stookplateau en de zijwanden bestaan uit Boomse klompjes, de achterwand uit een haardplaat. Op het stookplateau haardbokken in rococostijl

Een merkwaardig voorwerp in het Merghelynck Museum is de kleine ‘pare-feu’, ook wel gezichtsscherm of haardscherm genoemd. Dit elegante accessoire werd gebruikt om het gezicht te beschermen tegen de intense hitte van het vuur. Het laatste wat een adellijke dame in de achttiende eeuw wilde, was namelijk rode wangetjes. Dat was voor wie op het land werkte. Neen, madame wilde zo bleek mogelijk blijven. Zelfs in de buurt van het knusse haardvuur. 


Een ‘pare-feu’, of gezichtsscherm waarmee het gezicht kon afgeschermd worden van de warmte-uitstraling van de haard. De afbeelding is een zogenaamde chinoiserie: een gefantaseerd Chinees tafereel wat populair was in de 18de eeuw.